Studeren is tijdloos
Afgelopen jaar meldden zich zo’n 6000 nieuwe studenten aan om aan hun eerste jaar aan de Universiteit Utrecht te gaan beginnen. Zij hadden allemaal de middelbare school doorlopen en nagedacht over wat ze met de rest van hun leven zouden willen gaan doen. Die keuze is lastig en in de meeste gevallen heel definitief; als je eenmaal aan je studie begint dan ga je een bepaalde richting in. De meesten van ons zullen toch een lange tijd in die richting blijven studeren en later ook gaan werken, maar je hebt natuurlijk altijd de uitzondering op de regel.
Dat ik in Utrecht wilde gaan studeren wist ik al heel snel zeker. De stad voelde fijn aan, niet zo groot als bijvoorbeeld Amsterdam en ook niet aan de andere kant van Nederland zoals Groningen. Utrecht was voor mij de perfecte middenweg, wel de ‘grote stad’ waar ik als meisje uit de periferie naar op zoek was, maar niet zo groot dat ik er in zou verdwalen. Toen ik zeker wist waar ik heen wilde, moest ik alleen nog even kiezen wat ik wilde gaan doen. Mijn oog viel al snel op rechten, want ik was op zoek naar iets wat een combinatie van actualiteit, maatschappij en politiek zou kunnen zijn. Rechten had dat allemaal. De eerste keer dat ik Janskerkhof 2-3a binnenliep schepte eigenlijk alleen nog maar meer duidelijkheid. Wij zijn nu een jaar verder en ik heb absoluut geen spijt van mijn keuze. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik van elke minuut heb genoten, maar ik heb er heel veel van geleerd en kijk er naar uit om nog meer te leren en met rechten verder te gaan.
Mijn net benoemde keuzes zijn grotendeels gebaseerd op de huidige tijd waarin we leven, waar voor mij dit soort keuzes als jong volwassen vrouw vergemakkelijkt zijn door de komst van globalisering en natuurlijk het internet. Voor deze Juncto met als thema Recht en Utrecht was ik daarom dan ook benieuwd naar hoe dit vroeger ging. Familieleden die hier ook gestudeerd hebben zijn voor mij op één hand te tellen, maar ik had er ook maar één nodig en ben uiteindelijk bij één van hen langs gegaan om erachter te komen hoe hij in Utrecht terecht is gekomen en hoe hij zijn tijd hier heeft ervaren. Mijn oudoom zelf heeft psychologie gestudeerd, maar is in zijn latere werkzame leven wel veel in aanraking gekomen met het recht aangezien hij een poos als getuigedeskundige bij de rechtbank heeft geassisteerd. Daarnaast vind ik hem persoonlijk een heel inspirerend persoon, waar ik elke keer veel van leer.
In die tijd was het helemaal niet zo vanzelfsprekend dat iedereen ging studeren. Als je dan toch de kans had te gaan studeren, was het erg lastig om te bepalen wat je ging studeren en wat deze studie eigenlijk inhield. Als wij nu een Rechtsgeleerdheid UU intypen op Google komen er binnen 0,64 seconden zo’n 26.600 hits tevoorschijn, dat kon eind jaren 50 niet. Je moest het doen met wat er om je heen in je dorp of stad voorhanden was. In Zeeland, waar mijn familie grotendeels vandaan komt, waren toentertijd maar weinig mensen die een universitaire studie hadden gedaan. Dit maakte het lastig om je iets voor te stellen bij een studie als rechten of psychologie. Daarnaast was het moeilijk om je keuze ergens op te baseren. Mijn oudoom heeft zijn keuze uiteindelijk mede gebaseerd op wat een vriend van hem was gaan doen, deze was al een aantal jaar eerder naar Utrecht vertrokken om psychologie te gaan studeren en dit sprak hem erg aan.
Maar goed, daar ga je dan vanuit Zeeland, je redelijk kleine en beschermde omgeving naar Utrecht, ‘de grote stad’. Gebracht door je ouders met een auto vol met spullen waar je het dan mee moet gaan doen, een radiootje en een door een vriend gemaakt boekenkastje, dat was het dan. “Mijn vader wist niet goed hoe hij afscheid moest nemen, ik zie hem nog naar buiten kijken en hij pakt zijn sigarendoos uit zijn zak en gaf mij een sigaar. Hij had er nog drie in die doos en hij gaf mij ze alle drie. Een van die sigaren heb ik toen uitgerookt, de tweede heb ik bewaard tot mijn kandidaats en de derde heb ik nog.” Vervolgens pakken ze hun spullen en rijden nu weg. “Jongen, nu moet je het zelf gaan doen.” Zelf herken ik mij hier heel erg in, mijn ervaring was bijna hetzelfde alleen zonder de sigaren dan. Wat in de huidige tijd alleen een groot verschil maakt is dat ik mijn ouders op elk moment van de dag een berichtje kan sturen of even kan bellen, maar dat kon toen niet.
Als je ging studeren in Utrecht in die tijd waren er eigenlijk geen of amper studentenhuizen, dus je ging wonen bij een hospita. Dat was iemand die een kamer in zijn of haar huis verhuurde en hierbij vaak nog redelijk wat regels stelde. Zo was gebruik maken van de telefoon uit den boze, buiten op straat stond een telefooncel. Die kon je toch ook gewoon gebruiken? Mijn ouders mochten wel bellen als er iets speciaals gebeurd was en dan legde de hospita een briefje op de trap. Je leefde langs elkaar heen, had veelal een keer per maand alleen contact om de huur te betalen. Ook meisjes meenemen was lastig en dit deed je dan ook niet. Als je een vriendin kreeg, moest je haar eerst introduceren, maar zelfs dan was het niet de bedoeling dat zij bleef slapen. Je had minder vrijheid dan in de huidige tijd. De huren lagen wel veel lager. “Mijn kamer keek uit op de Dom en ik betaalde er zo’n 45 gulden voor. Koken kon ik daar niet. Ik had weliswaar een petroleumstel, maar voor 80 cent kon je een prima warme maaltijd halen bij de Mensa. Betaalde je 0,15 cent meer dan kreeg je er ook nog een toetjes bij. Je at daar wat de pot schafte en veel vrienden van mij werkte daar ook. Het zat op Lepelenburg.”
“Psychologie is tegenwoordig een grote massale studie waar zich veel mensen voor aanmelden. In die tijd waren er 90 eerstejaars psychologie studenten, wat toen eigenlijk al te veel was. Op de eerste dag werden we bij elkaar gezet in de collegezaal en werd er een foto gemaakt. De hoogleraar zei toen, kijk om je heen want na de kerst is er nog maar de helft van over. En zo begon je. Je had veel vrijheid. De ene kon daar goed mee omgaan, de ander niet. Zelf heb ik tussen mijn studie door ook nog gewerkt, bij de glasfabriek en gehandeld met zowel auto’s als antiek. Van een deel van mijn studiebeurs die zo’n 1750 gulden per jaar was kocht ik antiek op, om weer te verkopen. Mijn ouders droegen qua geld niks bij aan mijn studie, wel deed mijn moeder de was en thuis had ik een motor die thuis netjes werd volgetankt.”
“In mijn eerste jaar ben ik ook lid geworden bij Unitas, dit was een hele stap. Als psychologiestudent werd je eigenlijk geen lid van het corps, dit was iets wat veel rechtenstudenten wel deden. Mijn jaarclub bij Unitas bestond uit 6 man in totaal. De ontgroening was heftig en heel fysiek, maar als je deze eenmaal had volbracht gaf dat toch een gevoel alsof je iets had bereikt. Naast Unitas en mijn studie wilde ik ook graag aan mijzelf en mijn ontwikkeling werken dus volgde ik veel colleges en lezingen van Studium Generale, veelal met een filosofische invalshoek. Uiteindelijk heb ik van 1959 tot 1968 gestudeerd. Tijdens mijn studie had ik veel stages gelopen: bij het Forensisch instituut, selectie instituut voor het gevangeniswezen en de Rütmerkliniek en zo ben ik verder in de klinische psychologie gegroeid. Uiteindelijk ben ik op 1 mei 1970 beëdigd als getuigedeskundige en heb ik heel wat adviezen gegeven aan de rechtbank. Maar goed, om terug te gaan naar begin: is er nou veel verandert? Ja, er is donders veel veranderd, maar als student heb je nog steeds dezelfde dingen nodig om je doelen te bereiken. Daarnaast is de huidige maatschappij heel anders dan zo’n 50 jaar geleden.”
Zoals mijn oom al zei is het niet het studeren zelf dat veel is veranderd, maar het is inderdaad wat massaler geworden en het curriculum is veranderd. In essentie doen wij nog steeds hetzelfde als studenten die zo’n 50 jaar geleden in Utrecht aan hun studie begonnen. Wat wel heel anders is, is de maatschappij om ons heen en deze zal over weer 50 jaar opnieuw veranderd zijn.