Misdaadjournalistiek - Coverinterview met John van den Heuvel

U was tot 1990 rechercheur.  Waarom bent u rechercheur geworden?

‘Van kinds af aan wilde ik heel graag bij de politie. Dat zullen meer jongetjes van hele jonge leeftijd hebben gehad maar bij mij is dat altijd gebleven. Ik ben daarom achtereenvolgens agent en ME-er geweest in Amsterdam. Uiteindelijk ben ik binnen de Amsterdamse politie doorgegroeid naar de staf van het Bureau voorlichting en publicatie, de afdeling waar je de persvoorlichting deed. Ik deed binnen de staf van het genoemde bureau samen met een collega de interne voorlichting. Ook heb ik bij de Amsterdamse politie als undercoveragent gewerkt.’

Wat hield ‘interne voorlichting’ in?

‘Interne voorlichting hield in dat we de ‘krant voor de politie’ maakten. ’s Ochtends werd de krant in elkaar gezet en ’s middags werd die door twee motoragenten opgehaald en verspreid over het hele korps. ’s Middags gingen wij, mijn collega en ik, dan weer aan de slag voor de krant van de volgende dag. Dat was voor mij een heel goede leerschool. Je leerde snel werken en goed te analyseren wat nieuws was en niet.’

Waarom bent u dan voor de Telegraaf gaan schrijven?

‘Zoals ik net al min of meer zei, heb ik de laatste twee jaar bij de politie undercover-werk gedaan. Het was een heel heftige maar ook boeiende tijd. Je ging echt gewoon boefje spelen met een grote Mercedes of een BMW en een dure klok om je pols. Je deed je dan voor als koper van heroïne, coke of wapens. Maar het zijn van undercover-agent mocht je maar twee jaar doen, onder andere vanwege de grote psychische druk waar je onder stond bij dit werk. Na die twee jaar mocht ik aangeven wat ik na mijn undercover-werk wilde gaan doen. Ik wilde graag bij de politieke inlichtingendienst maar voor het zover was, kwam de Telegraaf met het aanbod om bij hun als politieverslaggever te gaan werken. Ik kende de verslaggevers van de Telegraaf nog van uit de tijd dat ik bij de voorlichting werkte wat er voor zorgde dat dit contact met de Telegraaf zo tot stand kwam. Op een beetje een vreemde manier ben ik dus in de journalistiek beland.’

Hield u van schrijven? Dat werk bij de politiekrant is ook niet vanzelf gegaan?

‘Ik heb schrijven altijd heel erg leuk gevonden. Ik wilde heel graag bij de politie. Ik denk dat dit komt omdat ik een groot gevoel voor rechtvaardigheid heb. Ik houd er echter ook wel van om met mijn neus vooraan te staan als er dingen gebeuren en om op het moment dat iets gebeurd ook handelend op te treden. Maar ik vond journalistiek ook leuk. Ik heb dus altijd wel de affiniteit gehad met en denk ik ook wel een beetje het talent om te kunnen schrijven. Het schrijven voor een krant is totaal anders dan het schrijven van een proces-verbaal. Je moet ook bij de recherche heel veel verslaglegging doen maar dat is op een hele andere manier dan voor een krant. De krant-achtige manier van schrijven sprak mij veel meer aan. Ik vond het leuker om te stoeien met taal en op die manier artikelen te schrijven.

Wat heeft zijn van rechercheur voor nut gehad voor uw loopbaan als misdaadjournalist?

‘Heel veel. De bijna tien jaar die ik bij de politie heb gewerkt, is voor mij een meer dan voortreffelijke basis geweest voor mijn werk als misdaadverslaggever. Dit omdat het zijn van rechercheur en het zijn van misdaadjournalist veel overeenkomsten vertoont: je moet goed kunnen analyseren, stevig in je schoenen staan en een rechtvaardigheidsgevoel hebben. Tegelijkertijd is het grote verschil tussen een rechercheur en een journalist dat je als journalist primair verslag doet terwijl je als politieman strafbare feiten probeert te achterhalen. Al is het wel zo dat, in geval je als journalist wat langer meeloopt, er niet aan ontkomt dat je ook op zaken stuit die uiteindelijk leiden tot het oplossen van misdrijven.’

U bent eigenlijk gedurende uw loopbaan als misdaadjournalist ook altijd politieagent gebleven?

‘Nou zo zou ik het niet willen zeggen. Ik heb altijd wel affiniteit met misdaadbestrijding gehad, ook denk ik omdat ik daar tien jaar gezeten heb, daar m’n loopbaan ben begonnen en nog altijd veel vrienden heb binnen die contreien. Tegelijkertijd moet ik als journalist wel kritisch zijn op wat de politie en het Openbaar Ministerie doen.’

Maakt u nog steeds gebruik van het netwerk dat u hebt binnen de politie?

‘Ja. Dat is in de eerste jaren ook een grote voorsprong geweest ten aanzien van mijn collega’s. De politiewereld was eigenlijk een heel gesloten wereld waar ik relatief gemakkelijk toegang toe had. Die geslotenheid is er nog steeds maar was vroeger sterker dan nu. Je had vroeger bijvoorbeeld een politie-internaat, je kreeg les van mensen die zelf bij de politie hadden gewerkt, enzovoorts. Het was ook een wereld van waaruit vaak wat negatief gekeken werd naar de ‘buitenwereld’. Het kwam er op neer dat degenen die bij de politie zaten, goed waren en alles wat daar buiten zat op z’n best twijfelachtig was. Dat had ook te maken met de enorme geweldshoos die er toen vanuit krakerskringen en allerlei linkse anarchistische kringen was tegen de politie waardoor de politie onvoldoende steun leek te krijgen vanuit de maatschappij. Ik weet nog dat als je op straat in de problemen kwam, je dan door de mobilofoon riep, ‘Assistentie politie, collega’, iedere collega wist dat er een agent in nood was. Nou dan reed je je bijna te pletter om te hulp te komen om mee te vechten tegen degenen die problemen veroorzaakten. Maar die geslotenheid had ook het negatieve effect dat de politie wel een beetje een in zichzelf gekeerde organisatie was.’

Wat was het hoogtepunt van uw loopbaan tot nog toe als misdaadjournalist?

‘Ik heb veel mooie dingen meegemaakt. Maar het mooist vind ik nog steeds dat ik dit werk nog kan doen en dat ik niet gezwicht ben voor bijvoorbeeld mensen die je proberen te beïnvloeden. Ook ben ik blij dat ik niet cynisch of zwartgallig ben geworden. Dat gevaar bestaat namelijk ook. Je zit eigenlijk soms alleen maar in strontputten te roeren en daar komt altijd over het algemeen toch een onfrisse lucht uit.’

Hebt u ook fouten gemaakt tijdens uw loopbaan?

‘Van den Heuvel lacht en zegt: ‘Heb je even?’ Na een korte stilte vervolgt hij: ‘Ik houd ervan om op het scherpst van de snede te werken. Dan balanceer je op een dun koord en daar donder je ook weleens vanaf. Vrij recent heb ik nog een stevige rectificatie moeten plaatsen rond de affaire Willem Holleeder en Stijn Franken. Die hadden wij in de krant ergens van beschuldigd en de rechter vond dat wij die beschuldiging onvoldoende hard konden maken. Dat moesten we dus rectificeren. Dat doet pijn. Maar je moet er ook lering uit trekken’.

Wat is de les die u uit de affaire van Holleeder-Franken hebt getrokken?

‘Ik zal het heel kort samenvatten. De rechter verweet mij onvoldoende hoor en wederhoor te hebben toegepast en hij verweet mij dat ik me had gebaseerd op  een proces-verbaal waarvan ik had kunnen weten of vermoeden dat dit nog nader onderzocht had moeten worden. Ik was en ben het daar niet mee eens maar ik acht onze rechtsspraak wel zeer hoog. Ik leg me dan ook neer bij het oordeel van de rechter. Het oordeel leert mij dat je nog zorgvuldiger moet zijn als het gaat om hoor- en wederhoor. De fout die ik heb gemaakt is dat ik het telefonisch had gedaan. De advocaat erkende wel dat er telefonisch contact was geweest maar dat was vrij kort: anderhalf, twee minuten. Dat moet ik in het vervolg gaan vastleggen door bijvoorbeeld mails te sturen met gerichte vragen en door de strekking van het verhaal nog veel meer duidelijk te maken. Ik had het hem wel uitgelegd maar hij [Stijn Franken, JVDT] gaf meteen aan dat hij geen commentaar wilde geven. De rechter heeft in dit geval gezegd: je had er meer je best voor moeten doen.’

U volgt al lang de motorclubs in Nederland. Zijn motorclubs verandert door de tijden heen?

‘Tot voor kort was de motorwereld in Nederland vrij overzichtelijk. Je had de bonafide motorclubs: mannen die het leuk vinden om met een stoer jackie in de zomermaanden lekker door Nederland te toeren en een leuke barbecue doen met een lekker drankje erbij. Ook waren er de outlaw motorclubs zoals Hells Angels en later Satudarah. Er is echter een kentering gekomen toen No Surrender er eind 2012 begin 2013 bij kwam. De motorclubs waren tot dat moment een beetje aan het vergrijzen maar vanaf dan zie je heel veel jonge aanwas. Ik zal het nooit vergeten dat ik op een bankje verderop [van de interviewlocatie, red.] in 2014 met Klaas Otto zat en hij toen vertelde: er komen daar chapters en daar chapters, ik ga naar het buitenland, naar Turkije… Binnen anderhalf jaar had hij een club van 500 man uit de grond gestampt, onder andere met voormalige leden van Satudarah. De gevolgen waren bijvoorbeeld dat Hells Angels zenuwachtig werd en dat ook Satudarah de uitbouw van No Surrender eigenlijk als een soort oorlogsverklaring zag. In een kort tijdsbestek is het volledig uit de klauwen gelopen. Het is echt krankzinnig wat er is gebeurd.’

Volgens sommigen is Nederland een ‘narcostaat’ geworden. Stel dat dit zo is, hebben motorclubs daaraan bijgedragen?

‘Ja. Ze hebben in ieder geval geen positieve invloed gehad op het veiligheidsbeeld, veel van die clubs, dat is ook wel aangetoond, zijn criminele broeinesten. Ik heb helemaal niets tegen motorrijders als ze op een leuke en stoere manier hun hobby uitoefenen maar er zijn onder de vlag van motorclubs als No Surrender heel veel strafbare feiten gepleegd. Het hele systeem van oneervol uit de club worden gezet, daar zit bijvoorbeeld een verdienmodel achter. Ik heb de afgelopen twee, drie jaar regelmatig met ex-leden van motorclubs als No Surrender gesproken. Die vertelden hoe ze in elkaar geslagen en afgeperst werden, hoe familie werd gechanteerd en dat alles alleen omdat ze uit de club wilden.’

Waarom is Klaas Otto toen begonnen met No Surrender uit te bouwen?

‘Ik denk dat hij er een verdienmodel in zag. Dat zeg ik heel eerlijk. Ik had op zich best wel goede contacten met hem. Ik heb ook een televisiespecial met hem gemaakt. Ik denk dat hij misschien nog wel oprecht gedacht had: ik ga het gewoon zelf allemaal op poten zetten en ik wil een eigen club gaan beginnen maar ik denk dat het ook wel heel snel uit de hand is gegierd. De club groeide zo snel dat hij nauwelijks meer benul had wat er in de club aanwezig was. Ik weet niet of je die beelden van de schietpartij op de Médoclaan in Eindhoven kunt herinneren? Vanaf dat moment was er een omslag. Toen had iedereen zoiets van: “Wat is dit? Dit heeft niet meer met gezellig motorrijden te maken”.’

‘Tot voor kort was de motorwereld in Nederland vrij overzichtelijk.’

Tot slot nog een twee stellingen. De eerste stelling luidt: wanneer de politie goed functioneert zijn misdaadjournalisten overbodig.

‘Oneens. Op zich hebben wij een prima functionerend politieapparaat in Nederland. Onze politie is tot heel veel in staat. Alleen kampen ze gewoon met een onderbezetting en onderwaardering in financieel opzicht en is de politie, alhoewel zij veel kan, een veel te bureaucratisch orgaan. Maar zelfs al zou de politie nog beter functioneren en nog meer geld en nog meer mensen krijgen, dan heb je in maatschappij als de onze kritische volgers nodig die heel goed kijken naar wat er gebeurt in opsporingsland en of bijvoorbeeld de regels niet opgerekt worden.’

Een van de doelen van misdaadjournalistiek is entertainment

‘Oneens, maar ik snap wel de stelling. Als je het hele spektakel rondom bijvoorbeeld het Holleeder-proces ziet dan begrijp ik dat je het op gegeven moment als een vorm van entertainment gaat zien. Het zijn echter niet de misdaadjournalisten die dat ervan maken. Het is de buitenwereld die er nieuwsgierig naar is. En ik begrijp dat ook wel want ook Holleeder is een tot de verbeelding sprekend persoon, een leuke joviale Amsterdamse Jordanees met gevoel van humor die in de werkelijkheid een soort monster blijkt te zijn. Maar dat wil nog niet zeggen dat de partijen die bij zijn berechting betrokken zijn, en dan heb je het over rechters, advocaten, journalisten etc., dat die er niet gewoon op een hele zakelijke manier mee om moeten gaan. Dat doe ik ook. Ik heb er boeken en talloze krantenartikelen over geschreven en er televisieprogramma’s over gedaan, enkel omdat deze zaak een in journalistiek opzicht een relevant onderwerp is.’

SDUWijn & StaelVan DoorneKennedy Van der Laan
Evers SoerjatinHVG Law LLP
Inloggenclose