De Unie van Utrecht
Wanneer de stad Utrecht vanuit rechtshistorisch perspectief wordt bekeken, valt op dat er maar liefst drie belangrijke verdragen zijn geweest die naar deze stad zijn vernoemd: de Vrede van Utrecht (1474), de Unie van Utrecht (1579) en een paar eeuwen later, nog een Vrede van Utrecht (1773). In dit artikel wordt ingegaan op de Unie van Utrecht. Het is om verschillende redenen relevant om de Unie van Utrecht (hierna ook ‘Unie’) aan een nader onderzoek te onderwerpen. Allereerst fungeerde de Unie als een soort grondwet voor de toenmalige Republiek van de zeven verenigde Nederlanden.1 In de tweede plaats komen in de Unie van Utrecht tenminste drie van de vier thema’s samen waarover dit jaar een Juncto is geschreven. Dit artikel heeft als doel te laten zien hoe de thema’s van de Juncto’s van dit jaar te zien zijn in de Unie van Utrecht. Eerst zal de context van de Unie worden geschetst. Vervolgens wordt de Unie zelf geanalyseerd vanuit respectievelijk het thema ‘Recht en religie’ (Juncto 29.1), ‘Recht en politiek’ (Juncto 29.2), ‘Recht en journalistiek’ (Juncto 29.3) en tenslotte het thema ‘Recht en Utrecht’ (deze Juncto). Het artikel wordt afgesloten met een korte conclusie waarin het daaraan voorafgaande kort wordt samengevat en een aantal conclusies worden getrokken.
Dit artikel is gebaseerd op enkele secundaire bronnen (een artikel van Panhuysen over de Unie van Utrecht, het boek De last van veel geluk van wijlen A. Th. Van Deursen, een boekje over de Unie van Utrecht en een artikel uit het Jaarboek Oud Utrecht)2 en een primaire bron, te weten de tekst van de Unie van Utrecht in het originele en in het hedendaagse Nederlands.3
1576
Context
De Unie van Utrecht ontstond in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tussen enerzijds de Spanjaarden en anderzijds de Noordelijke Nederlanden. Om het ontstaan van de Unie goed te begrijpen, is het noodzakelijk om te kijken naar wat er gebeurde in het jaar 1576, drie jaar voordat zij werd gesloten.4 De opstand tegen de Spanjaarden was toen al in volle gang. De gewesten Holland en Zeeland waren inmiddels, om in de termen van een oud volkslied te spreken – van vreemde Spanjaarden vrij – en vormden de kern van het verzet tegen Spanje.5 Willem van Oranje, de ‘Vader des Vaderlands’ probeerde de zeventien toenmalige Nederlandse gewesten tot een eenheid te smeden.
Eenheid in en tussen de Nederlandse gewesten: dat was toen een grote uitdaging. Dit vanwege de grote tegenstelling tussen protestanten en katholieken. Er vonden in het jaar 1576 echter drie gebeurtenissen plaats die, in de woorden van Panhuysen, de noodzaak en de grenzen van verzoening tussen de gewesten duidelijk maakte.6 Allereerst overleed in maart 1576 de Spaanse landvoogd over de Nederlanden, Luis de Requesens. Het was niet zo dat de toenmalige Spaanse koning Filips II geen goede vervanger kon regelen. Wel was het een publiek geheim dat de Spaanse staat toen praktisch bankroet was. Dit kwam op pijnlijke wijze naar voren bij de uitvaart van Requesens die relatief sober zou zijn geweest. De Spaanse soldaten wisten genoeg: als de koning al niet in staat was om een landvoogd op waardige wijze de laatste eer te bewijzen, dan zou de koning ook niet in staat zijn om hun soldij te betalen. De soldaten sloegen ook daarom aan het muiten.7 Bovendien ontstond er door het overlijden van Requesens een machtsvacuüm. Er was wel een opvolger maar die kwam pas een ruim een half jaar later in november 1976. Er was na het overlijden van Requesens dan ook niemand om de muitende soldaten tot orde te roepen.8
De muitende Spaanse soldaten zorgden ervoor dat een tweede gebeurtenis plaatsvond: de Staten-Generaal kwam op initiatief van het toenmalige gewest Brabant in Brussel bijeen.9 Eigenlijk mocht alleen koning Filips de Staten-Generaal bijeenroepen. Dat deed de koning slechts beperkt en alleen om zijn geldhonger te stillen. De Spaanse soldaten die bekend stonden als geharde oorlogsmachines, richtten echter veel schade aan in de Zuidelijke Nederlanden. Het was wenselijk om daar wat aan te doen.10 Bovendien was er nog een reden waarom de Staten-Generaal bijeenkwam: de nieuwe landvoogd was in aantocht. Deze landvoogd, Don Juan, stond bekend als een echte ‘ijzervreter’, hetgeen onder andere te zien was aan het feit dat hij de Turkse sultan had verslagen tijdens de zeeslag van Lepanto.11
Ook het gewest Utrecht stuurde afgevaardigden naar de bijeenkomst van de Staten-Generaal. Zo was Jan Taets van Amerongen, burgemeester van Utrecht, namens de Utrechtse steden in Brussel vertegenwoordigd.12 De afgevaardigden van het gewest Utrecht kregen als opdracht om niets te ondernemen dat zou kunnen aantasten ‘doude Catholycque Roomsche religie noch de hoocheyt der selver Majesteyt ofte yet te veranderen in dezelffde Catholycque Roomsche religie en in de onderdanicheyt, die men sijne Majesteyt schuldig is’.13 Kortom, Utrecht streefde ernaar om het katholicisme niet aan te tasten en te handelen naar de wil van de Spaanse koning. Met het zenden van afgevaardigden, was Utrecht het enige gewest ten noorden van de grote rivieren dat aan de beraadslagingen in Brussel deelnam.
Ondanks de grote tegenstellingen werden de katholieken en protestanten dan dus toch in elkaars armen gedreven. Het kwam tot een ‘innige omhelzing’ tussen de genoemde groeperingen nadat de muitende Spaanse soldaten op 3 november 1576 Antwerpen overvielen en drie dagen in deze stad ‘huishielden’. Bij deze plundering waren 8000 doden te betreuren. De gebeurtenis staat ook wel bekend als de Spaanse Furie.14 Vijf dagen na deze furie, sloten de zeventien Nederlandse gewesten de Pacificatie van Gent. In deze pacificatie werd onder andere besloten dat de Staten-Generaal voortaan ook op eigen initiatief mocht samenkomen. Bovendien mocht het katholicisme of het protestantisme in geen van de gewesten verboden worden.
Zoals gezegd, arriveerde in november 1576 Don Juan in de Nederlanden. Hij overleed echter vrij plotseling in het jaar 1578.15 Zijn opvolger was Parma, een kundig veldheer en diplomaat die in de Zuidelijke Nederlanden stad na stad veroverde. Mede door zijn inspanningen – bestaande uit ‘genereuze beloften en concessies’ – sloten de katholieke zuidelijke edellieden op 6 januari 1579 de Unie van Atrecht.16 Ruim twee weken daarna werd de Unie van Utrecht gesloten.
Hierna wordt de tekst van de Unie van Utrecht vanuit de drie genoemde thema’s besproken. Twee van de thema’s blijken echter ook in de hiervoor beschreven context van de Unie al in meer of mindere mate zichtbaar te zijn. Het thema ‘Recht en religie’ is te zien aan de tegenstelling tussen protestanten en katholieken die een belangrijke rol speelde in hetgeen aan het sluiten van de Unie voorafging. Ook het thema ‘Recht en politiek’ komt aan bod: er wordt politiek bedreven door de Staten-Generaal bijeen te roepen en een pacificatie en twee unies te sluiten.
Religie
Het thema ‘Recht en religie’ lijkt met name zichtbaar te zijn in de artikelen 13 tot 15 van de Unie. Het dertiende artikel gaat over gewetensvrijheid terwijl het veertiende en het vijftiende artikel bijzondere bepalingen zijn die betrekking hebben op de bezittingen van kloosterlingen en geestelijken. Wanneer artikel 13 en 14 nader bestudeerd worden, valt daarin de aparte positie van Holland en Zeeland op.17 In dit artikel wordt alleen gekeken naar het belangrijkste artikel van de drie genoemde artikelen, artikel 13:
‘Wat het punt van de religie betreft: Holland en Zeeland zullen handelen naar eigen goeddunken. De andere provincies van deze Unie zullen zich mogen houden aan de Religie-vrede, zoals die reeds door aartshertog Matthias – gouverneur en kapitein-generaal van deze landen – in samenwerking met zijn Raad op advies der Generale Staten is ontworpen.’18
Een andere mogelijkheid is, dat zij gezamenlijk of ieder afzonderlijk – zonder hierin gehinderd of weerhouden te worden door enige andere provincie – zodanige regels mogen stellen als zij, tot rust en welvaart der provincies, haar steden en afzonderlijke leden, en tot behoud van ieder persoonlijk – hetzij geestelijk of wereldlijk – zijn bezit en rechten, passend zullen vinden, mits ieder voor zich in overeenstemming met de Pacificatie van Gent vrij in zijn religie zal mogen blijven en dat niemand vervolgd of ondervraagd zal worden ter zake van zijn religie.
Het artikel stelt gewetensvrijheid voor alle onderdanen vast.19 Dat is een opmerkelijk gegeven wanneer bijvoorbeeld bedacht wordt dat de Unie van Atrecht géén gewetensvrijheid vast stelde.20 Met de openbare uitoefening van godsdienst was het anders gesteld. In Holland en Zeeland heersten de protestanten. Alhoewel Willem van Oranje verdraagzaamheid en dus openbare uitoefening van godsdienst voor zowel protestanten als katholieken bepleitte, gingen de gewesten Holland en Zeeland daar niet in mee en gold in deze gewesten dat het katholicisme niet in het openbaar gepraktiseerd kon worden.
Het is mogelijk om het verbod op openbare uitoefening van godsdienst te zien als een vorm van intolerantie. Er zou echter ook betoogd kunnen worden dat een wetenschapper, ook als het gaat om vermeende schendingen van mensenrechten in het verleden, een zekere bescheidenheid in acht dient te nemen. Enerzijds is het ontkennen van een waarheid al een waarheid en moet er dus een waarheid zijn. Het is dan niet onaannemelijk om te stellen dat deze ‘waarheid’ ook wat zegt over wat moreel goed en fout is en dus mogelijk óók wat te zeggen heeft over hoe mensen met elkaar om moeten gaan als zij verschillende religies aanhangen. Anderzijds is de vraag wat dan de waarheid is en wat dan moreel goed en fout is, lastig te beantwoorden en kunnen wij alleen daarom al het gedrag van mensen in bijvoorbeeld de zestiende eeuw niet zonder meer afkeuren.
Het geven van een normatief oordeel kan ook daarom niet gedaan worden zonder te kijken naar de context waarin het verbod op openlijke uitoefening van de katholieke godsdienst gedaan werd. Allereerst was het verhinderen van de openbare uitoefening van godsdienst niet alleen ingegeven door godsdienstige overtuigingen van de nieuwe heersers maar ook omdat katholieken Spaansgezind en dus een vijand van de vrijheid van het land konden zijn.21 Gezien de omstandigheden van de tijd was het standpunt van Holland en Zeeland dan ook niet geheel onbegrijpelijk. Bovendien zou op grond van het voorgaande gesteld kunnen worden dat de bepaling van de Unie van Utrecht eigenlijk al relatief ‘ruim’ was. De Unie van Atrecht bood zoals gezegd géén ruimte voor gewetensvrijheid en vermoedelijk dus ook niet voor het in het openbaar uitoefenen van godsdienst. Dat deed de Unie van Utrecht wel, afgezien van het feit dat het openlijk praktiseren van het katholicisme in Holland en Zeeland verboden was.
De overige gewesten stonden afgaand op de tekst van de Unie in de eerste instantie de openbare uitoefening van het katholicisme toe. Artikel XIII geeft wel aan dat de provincies ‘zodanige regels mogen stellen als zij, tot rust en welvaart der provincies (…) passend vinden’ met het oog op het behoud van de rust en welvaart van provincies, steden en leden. Hierin waren de protestanten fanatieker dan de katholieken. Dat betekende in de praktijk dat de hervormde godsdienst in alle gewesten toch de enige openbaar toegelaten godsdienst werd. Hierin waren de gewesten, anders dan over de andere artikelen van de Unie opmerkelijk eensgezind.
Politiek en journalistiek
Wanneer de Unie van Utrecht vanuit politiek perspectief bezien wordt, valt in ieder geval op dat zij wat zegt over de politieke verhoudingen tussen de gewesten. Het eerste artikel geeft aan dat de gewesten zich zullen ‘confedereren en verenigen ‘om ten eeuwigen dage bijeen te blijven in alle vormen en op alle manieren alsof zij slechts één provincie waren’. Desondanks wijst Van der Mandere erop dat de Unie niet bedoeld was als een staatsregeling, ‘slechts de omstandigheden hebben haar daartoe gemaakt’.22
Van der Mandere beargumenteert waarom de Unie niet was bedoeld als een staatsregeling door te verwijzen naar onder andere het eerste artikel van de Unie.23 Dit artikel geeft aan dat de vereniging van de gewesten tot een eenheid overeengekomen wordt ‘onverminderd de speciale en afzonderlijke privileges, vrijheden, uitzonderingsrechten, rechten, statuten, loffelijke en traditionele gewoonten, gebruiken en alle andere rechten van iedere provincie en van haar afzonderlijke steden, leden en haar inwoners’. Bovendien blijkt uit het derde artikel dat de provincies ‘gehouden zijn elkaar met lijf, goed en bloed bij te staan tegen alle geweldplegingen die iemand hen zou mogen aandoen uit naam of onder dekmantel van de naam van Zijne Majesteit de Koning, of namens hem’.
Valt er over de Unie van Utrecht ook wat te zeggen vanuit het thema ‘Recht en journalistiek’? Naar mijn mening is journalistiek in ieder geval nauw verbonden met de vrijheid van meningsuiting. Over de vrijheid van meningsuiting spreekt de Unie van Utrecht niet, mogelijk omdat dat niet zozeer behoorde tot de problematiek die de Unie van Utrecht leek te willen oplossen: godsdienstkwesties (hoe om te gaan met verschillen tussen protestanten en katholieken) en bestuurkwesties (hoe als gewesten verweer tegen Spanje te voeren en dus hoe om te gaan met elkaar in ‘staatkundig’ opzicht).
Utrecht
Een artikel over de Unie van Utrecht past heel goed in het thema Recht en Utrecht. Allereerst omdat de naam van de Unie naar de stad Utrecht verwijst. In de tweede plaats omdat de Unie in Utrecht gesloten is. Van Hulzen schrijft daarover onder andere dat, terwijl de afgevaardigden in het groot kapittelhuis van de Dom bijeen waren, men ‘de clocke van den Dom alsoe veel tijdts doen luyden, dat derghelycken in hondert jaar niet gebeurt en is’.24 Bij de burgers en de geestelijkheid zou ook grote blijdschap zijn geweest ‘hoe wel het selve niet sonder eenighe swaericheyt van de selve Geestelycken, al eer sy wilden teyckenen, is toegegaen’.25
De Unie van Utrecht heeft ook om andere reden betrekking op Utrecht. Floris Thin, de ‘advokaat’ van de Utrechtse Staten, stelde namelijk een eerste ontwerp op voor een nadere unie die later de Unie van Utrecht zou gaan worden. In dit ontwerp werd bepaald dat alle gewesten die zich erbij zouden aansluiten, religievrede moesten aannemen.26 De Staten van Utrecht waren positief over het ontwerp maar namen er in de eerste instantie geen beslissing over omdat de stad Amersfoort, waarheen veel katholieke geestelijken uit Utrecht gevlucht waren, tegen een dergelijke nadere unie was. Het ontwerp van de nadere unie werd gewijzigd op de landdag die in september 1578 in Arnhem plaatsvond. Die wijziging hield in dat Holland en Zeeland religie mochten regelen naar ‘haarluyden goetduncken’.27 Uiteindelijk werden een aantal gewesten het op 6 december 1578 eens eens over een nadere unie die in januari 1579 gesloten zou moeten worden in Utrecht omdat die stad gold als ‘die bequamste plaetse tot die voorszegde vergaderinge te wesen’.28
Er is door Utrechtse geestelijken nog een contra-Unie opgesteld. Daarin werd betoogd dat een nadere Unie in strijd was met de Pacificatie van Gent, dat Utrecht een ‘grensgewest’ van de Unie dreigde te worden nu Gelderland en Overijssel niet heel erg genegen waren om toe te treden, dat men zich niet verplicht hoefde te voelen tot een nadere unie en tenslotte omdat de eenheid van het christendom in gevaar zou komen met het toestaan van godsdienstvrijheid.29 De contra-Unie had niet het gewenste effect, de Unie van Utrecht werd op 23 januari 1579 getekend.
CONCLUSIE – RELATIVISME VAN MENSENRECHTEN?
Conclusie
Hiervoor is de Unie van Utrecht met haar ontstaansgeschiedenis geanalyseerd vanuit juridisch-religieus, -politiek, -journalistiek en –Utrechts perspectief. Daarbij is uitgegaan van enkele bronnen waarmee meteen een suggestie voor vervolgonderzoek gegeven is. Er zal namelijk nog veel meer zijn geschreven over de Unie van Utrecht, gezien de relevantie die deze Unie had als ‘grondwet’ voor de Republiek. Ook het bekijken van de Unie vanuit een bepaald perspectief, roept ook interessante vervolgvragen op. In dit artikel is er al op gewezen dat het moeilijk is om zomaar een moreel oordeel te vellen over bijvoorbeeld de manier waarop binnen de Unie werd omgesprongen met godsdienstvrijheid. We kunnen de zaak nog meer op scherp stellen. Tegenwoordig kennen wij mensenrechten zoals vrijheid van godsdienstuitoefening. Dergelijke rechten worden door velen gerespecteerd en gewaardeerd. Toch past het een wetenschapper om ook hier een positief-kritisch standpunt in te nemen. Waarop zijn de rechten die mensen zouden hebben gebaseerd? Op een bepaald moraal? Waarom? Hebben wij dan een bepaalde moraal in ons? Neigt dat niet naar een religieus idee waar mensen – naar mijn mening ten onrechte – verre van willen blijven? Of zijn rechten ingegeven vanuit een zeker pragmatisme – wij respecteren rechten van anderen omdat dit nu eenmaal de spelregels zijn die in deze wereld het beste lijken te werken?
Voetnoten
- Zie o.a.: A. van Hulzen, ‘Achtergronden van de Unie van Utrecht’, in: Jaarboek Oud-Utrecht 1978, 24-55, aldaar: 54.
- Luc Panhuysen, ‘De Unie van Utrecht’,
- https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/29185/de-unie-van-utrecht.html (geraadpleegd op 17 mei 2018); A. Th. van Deursen, De last van veel geluk; De geschiedenis van Nederland, 1555-1702 (Amsterdam: Bert Bakker 2004); Van Hulzen ‘Achtergronden’; H. Ch. G. J. van der Mandere, De Unie van Utrecht (Assen: Born’s Uitgeverij N.V. 1947) (No. 7 van de serie Nederlands Fundamenten).
- ‘Unie van Utrecht, 23 januari 1579’ en ‘Unie van Utrecht, in modern Nederlands’, Jaarboek Oud Utrecht, 8-23. De transcriptie is verzorgd door dhr. P. Jobse, toenmalig doctoraal-student geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en is gebaseerd op de tekst van het Unie tractaat zoals afgedrukt in R. Fruin en H.T. Colebrander, Geschiedenis der Staatsinstellingen in Nederland tot den val van den Republiek (’s-Gravenhage 1922) (‘Unie van Utrecht, in modern Nederlands’, 23 (voetnoot).
- Luc Panhuysen, ‘De Unie van Utrecht’.
- Dit volkslied draagt de titel ‘Wien Neêrlands bloed’. De originele zin luidt: ‘Van vreemde smetten vrij’. Deze zin wordt tegenwoordig door critici als racistisch aangeduid.
- Panhuysen, ‘De Unie van Utrecht’.
- ibid. en: A. Th. van Deursen, De last van veel geluk, 92.
- Van Deursen, De last van veel geluk, 92, Van Hulzen, ‘Achtergronden’, 27.
- ibid.
- Zie: Van Deursen, De last van veel geluk, 91.
- Panhuysen, ‘De Unie van Utrecht’.
- Van Hulzen, ‘Achtergronden’, 27.
- ibid., 27-28.
- Van Deursen, De last van veel geluk, 92-93.
- ibid., 99.
- Zie: Panhuysen, ‘De Unie van Utrecht’ en Van Deursen, De last van veel geluk, 100.
- Zie: Van der Mandere, De Unie van Utrecht, 72 e.v.
- Zie over aartshertog Matthias o.a. Van Hulzen, ‘Achtergronden’, 40 en Van Deursen, De last van veel geluk, 97 e.v.
- Van der Mandere, De Unie van Utrecht, 72.
- ibid., 73.
- ibid., 73.
- ibid., 63.
- ibid., 64.
- Van Hulzen, ‘Achtergronden’, 52.
- ibid.
- Van Hulzen, ‘Achtergronden’, 45.
- ibid.
- Van Hulzen, ‘Achtergronden’, 48.
- ibid., 49.