Jan van Zanen, burgemeester van Utrecht
Waar denkt u aan bij het thema Recht en Utrecht? ‘In de eerste plaats denk ik aan het recht als verdeler van macht en het recht als bevorderaar van het scheiden van machten. In de tweede plaats: bescherming van de talentvollen en zwakkeren. Wanneer ik aan het laatstgenoemde denk, denk ik ook aan de Vrede van Utrecht. Die kwam tot stand door onderhandelingen en werd bij ons getekend. Als er nou een plek is waar het recht gezegevierd heeft, is het Utrecht. Daarnaast heeft Utrecht nogal wat instituten die met het thema te maken hebben, zoals de rechtbank, de Centrale Raad van Beroep en Artikel 1. We zijn ook een zogenaamde Sheltercity. Om de zoveel tijd komt er een mensenrechtenactivist uit een land waar de mensenrechtensituatie niet ideaal is en die mag hier dan drie maanden zijn om tot rust te komen en om zich te laten inspireren.’
U heeft ook zelf rechten gestudeerd, maar u heeft lang getwijfeld over bijvoorbeeld geschiedenis en journalistiek. Waarom toch rechten?
‘Ik vind heel veel leuk. Toen ik 15 jaar was, wilde ik stratenmaker of kok worden. Dat had niets met rechten te maken. Duits en inderdaad geschiedenis en de school voor de journalistiek heb ik ook overwogen. Uiteindelijk heb ik bewust voor rechten gekozen. Daarna ben ik ook meester in de rechten (LL.M.) in Amerika geworden, aan Cornell Law School in Ithaca. Daar heb ik ook bestuurskundige colleges gevolgd en deed ik veel met foreign policy. Ik deed daar echter ook gewoon administrative en constitutional law. Die kant ben ik daarna in Nederland op gegaan. De doorslag voor mijn keuze gaf destijds dat je met rechten heel veel kanten op kunt. Na mijn studie ben ik bestuurssecretaris geworden bij de werkgeversorganisatie VOG. Later ben ik naast mijn werk gemeenteraadslid geworden.’
Waarom niet de advocatuur?
‘In mijn militaire diensttijd bij de Koninklijke Luchtmacht trad ik op als gemachtigde namens de minister van Defensie. Ik heb als gemachtigde al mijn zaken gewonnen. Dat was ambtenarenrecht: verplaatsingen, verhuiskosten en zo, alles wat uitgezonden militairen betrof. Ik heb daar een mooie opleiding gehad.
Ik overwoog ook om te gaan schrijven; ik vond (en vind) parlementaire geschiedenis namelijk een geweldig onderwerp. Maar weet je, ik was directiesecretaris (bij de VOG). Dan is het handig als je kan lezen en schrijven en enige juridische kennis is geen bezwaar. Was heel snel op een breder terrein werkzaam, dan ik vermoedelijk als advocaat zou hebben gekund. Ik vond het wel leuk om af en toe te priegelen; soms kwamen de CAO-juristen bij mij en vroegen ze: hoe lees jij dat nou? Dan had ik soms oplossingen. Bij mijn afscheid zeiden ze: “Je was niet zo’n jurist meer, maar als er dan echt iets heel moeilijks was en jij ging er fris tegenaan, was jij wel degene die kon helpen”. Maar tegenwoordig ben ik van het openbaar bestuur en meer van de grote lijnen.’
Wat trekt u zo aan in het werk voor de publieke zaak?
‘Ik ben altijd van de samenleving geweest. Als jochie op de lagere school organiseerde ik al een ruilbeurs met speldjes en andere dingen en zorgde dan dat het in de krant kwam. Op de middelbare school was ik een van de klassenvertegenwoordigers. Ik heb me altijd overal mee bemoeid. Op mijn dertiende ging ik bij de gemeenteraad kijken. Het is een fascinatie. Ik ben zo’n figuur die als ‘ie morgen schipbreuk leidt en dan op een onbewoond eiland met één boom terechtkomt, dan de vereniging opricht ter behoud van die ene boom. Ik ben zo’n type altijd geweest.
Vervolgens ben ik ook van de publieke zaak. Dat is eigenlijk wel vreemd, in de familie Van Zanen zitten namelijk bijna alleen maar ondernemers, middenstanders. Mijn ouders zijn trots op me, hoor. Maar eigenlijk had ik bankdirecteur moeten worden.’
Wat zijn de negatieve kanten van het burgemeesterschap?
‘Je wordt op twee punten enorm geleefd. In de eerste plaats is mijn agenda altijd vol. Als je me nu zou vragen: zou u volgend jaar april kunnen komen, dan is de kans groot dat er waarschijnlijk al afspraken staan. Ten tweede gebeuren daar bovenop onverwachtse dingen. Stel je voor dat ik vanavond een uurtje vrij zou hebben, dan is er ineens een een demonstratie. Of er gebeurt iets in de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten, red.). Het burgemeester-zijn is dus een enorm keurslijf. Als je ‘s avonds naar de supermarkt gaat, na een dag heel hard werken, ben je nog steeds burgemeester en willen mensen een praatje met me maken. Ik kan dan niet zeggen: nu even niet. Of als ik thuis mijn korte broek aan heb en het pannenkoekenmeel bij de supermarkt ben vergeten, dan moet ik me weer omkleden.’
En de positieve kanten?
‘Als er één vak is, waarbij je heel praktisch toch de publieke zaak kunt dienen, is dat dit vak. Het is intensief en met heel veel mensen. Je hoeft je niet op één ding te richten: ik ga overal en nergens over. Ik doe het met heel veel plezier. Het is mijn passie.’
Is er nog iets anders dat u zou willen doen?
‘Ik ga dit niet tot mijn 85e doen, dat zou niet gezond zijn. Voor mij niet en voor de stad evenmin. Dat gaat niet werken. Maar ik ben met die vraag nog niet bezig eigenlijk.’
Ziet u uzelf ooit in de private sector werken?
‘Ja, zelfs heel graag. Ik zou niet weten waarom ik niet bij een bank, de universiteit, of een familiebedrijf zou kunnen werken als bestuurder of toezichthouder. Ik heb een achtergrond als jurist. Mijn vak nu is besluiten nemen, rekening houden met minderheden, zorgen dat iedereen gehoord wordt en het verhaal aan de stad en de samenleving vertellen als er iets verdrietigs of leuk is. Dat is mijn werk. Dat past niet overal in private sector, maar is tegelijk op veel plekken wel degelijk een bruikbare vaardigheid.’
Laten we een stapje teruggaan in de tijd. U bent ook wethouder geweest in Utrecht. Botst die rol nog wel eens met uw huidige rol als burgemeester?
‘Ha ha, mooie vraag. Er zijn twee soorten antwoorden mogelijk. Toen ik burgemeester was in Amstelveen heb ik daar echt moeten ‘ontwethouderen’. Wethouders gaan bijvoorbeeld over de centen, het milieu, stadsreiniging. Als burgemeester daar dacht ik wel eens: zou dat nooit zo doen. Zat wel eens te wippen op mijn stoel en te denken: dat kan beter. Maar dat gaat vanzelf over, want dan zegt zo’n wethouder: ‘Niet mee bemoeien, Jan, jij bent als burgemeester benoemd, ik ben gekozen en ga er over, jij niet’. Ben negen jaar burgemeester in Amstelveen geweest, dus toen ik in Utrecht terug kwam, was ik al aardig ontwethouderd.
De andere kant is dat in het geval je burgemeester wordt in de gemeente waar je zelf ooit wethouder was, je soms onderwerpen tegenkomt waar je als wethouder iets van vond. Dat zijn natuurlijk steeds minder onderwerpen, maar soms gebeurt dat nog wel eens. Dan is het een beetje ‘Opa vertelt’. Paulus Jansen, die de afgelopen periode in het college zat, was in dezelfde tijd gemeenteraadslid als ik. Wij kennen elkaar goed en maken daarover wel eens een grapje. Soms gebruiken mensen het feit dat ik ooit raadslid en wethouder was. Als je langs de Leidseweg richting Oog in Al fietst, ligt daar nu asfalt, maar ooit lagen er gewoon steentjes langs het water. Toen destijds verkeerswethouder Van der Steenhoven dat fietspad wilde asfalteren was ik er tegen. Ik kreeg mijn zin. Tien jaar later kwam ik terug en toen was er opnieuw een wethouder die dat voorstelde. Het comité, dat tegen asfalteren was, gebruikte in folders foto’s en berichten uit de media van mij uit mijn (verre) politieke verleden. Geestig. Zo’n verleden heeft voor- en nadelen.
Ik had verwacht dat Utrecht weer een vrouw als burgemeester zou willen. Ze hadden de eerste vrouw ooit die burgemeester van een G4 stad werd, Lien Vos-Van Gortel. Ivo Opstelten volgde Lien op. Annie Brouwer-Korf was Ivo’s opvolger. Aleid Wolfsen haar opvolger. Dus dacht … een vrouw is aan de beurt. Maar de gemeenteraad heeft mij voorgedragen. Daar ben ik er erg blij mee. Per saldo heeft het wethouderschap me dus niet gehinderd.’
Wat zijn uw hoogte- en dieptepunten geweest?
‘Dieptepunten zijn altijd dingen die mensen betreffen. Soms zie ik vanuit mijn werkkamer op de 20e verdieping een helikopter langskomen of de trams ineens stilstaan. Ik vraag me dan af wat zou daar zijn? Dan vraag ik aan de politie of ze al iets weten. Een keer bleek het een jongetje te zijn die met de oppas door de stad fietste en verongelukte. De helikopter is nog wel geland maar het jongetje was al overleden. Dat was een dieptepunt. Ook was de MH17 een dieptepunt. Het vliegtuig stortte in de loop van een donderdagmiddag (Nederlandse tijd) neer. Ik zat toen de gemeenteraadsvergadering voor. Van half zes tot half acht was er de avondschorsing. Ik wist bijna meteen dat een van de slachtoffers een studente was, actief bij UVSV en bij Kampong, maar mocht dat niet bevestigen.
Van een dieptepunt naar een hoogtepunt. De reacties op Charlie Hebdo en MH17. Dat ontstaat spontaan. Iemand kondigt namens mij aan: om acht uur vanavond een herdenking. Vervolgens staat het hele Domplein vol. De reactie is dan geweldig. Denk ook aan de prestaties van Daphne Schippers, Wesley Sneijder en de start van de Tour de France in Utrecht in 2015. Niet eens zo zeer de Tour de France zelf, maar wat ik achteraf geweldig vond, was het 100 Dagen programma. De Tour de France was in juli. Honderd dagen ervoor was er een eerste bijeenkomst; het was in maart toen donker en koud. Er was wat geld om de activiteiten te ondersteunen. ‘Kunstmatig’ was er een heel activiteitenprogramma opgezet en dat heeft als een enorm vliegwiel gewerkt. Op het laatst was alles wat met Utrecht te maken had geel. Senioren in verzorgingshuizen die gele sokken breidden, studenten die op het Science Park een klimtijdrit organiseerden, gele jurkjes in etalages, Tour de France bierviltjes overal, het werd steeds gekker. Allemaal door dat 100 Dagen programma. Een ander hoogtepunt? De allereerste Utrecht Canal Pride vorig jaar. Geweldig.
En we hadden ook het EK voetbal van de dames. Het begon bij ons in stadion Galgewaard en eindigde in Enschede. De dames werden Europees kampioen. Ik had al gesuggereerd: als ze winnen zullen we dan de huldiging bij ons op en rond het Lepelenburg doen? ‘Nee, nee’, zo werd her en der geschreven, dat moest in Amsterdam. Mijn toenmalige ambtgenoot Van der Laan liet me meteen persoonlijk weten: ‘Niks ervan, ze doen het lekker bij jou’. Dat hebben we gedaan. Het werd een enorm feest. Maar als er gedonder was gekomen, dan hadden we dit gesprek nu niet gehad, zo is het dan ook wel weer.’
U heeft in een interview wel eens gezegd dat u het burgemeesterschap een rare functie vindt. Kunt u dat toelichten?
‘Politiek gezien ga je eigenlijk nergens over. De gemeenteraad is het hoogste orgaan en de raad(smeerderheid) zet de koers uit. De wethouders zeggen: niet mee bemoeien, jij bent benoemd, daar gaan wij over. In de gemeenteraad gaat het precies hetzelfde. Toch ben je voorzitter van de gemeenteraad en wordt door het publiek voor vol aangezien. Dus je gaat eigenlijk nergens over, maar je wordt wel overal op aangesproken. Beetje gek dus.
En wat natuurlijk ook vreemd is, is dat ik niet gekozen ben. Dat komt nergens in de wereld voor. Ik ben benoemd door een koning.’
Zou u dat anders willen zien?
‘Ik ben op zich heel tevreden met het huidige bestel. Ik kan mijn werk goed doen. Voordelen van dit bestel zijn er ook: continuïteit, boven de partijen, rustgevend. Maar ‘aan het eind van de dag’ kan ik het toch moeilijk aan mezelf uitleggen. De monarchie kan ik nog wel uitleggen vanwege de symboolfunctie. Maar met het burgemeesterschap is het lastig. Ik vind eigenlijk dat je burgemeesters moet kunnen kiezen. Dat is vervolgens wel ingewikkeld, want er zijn talloze manieren waarop dat kan. Als je dat wil doen, moet je het ook helemaal doen. Dan is de burgemeester de ‘baas’ en kan je ook na vier jaar weggestemd worden en moet de gemeenteraad het eens zijn met het inhoudelijke programma van de burgemeester. Tot nu toe werkt het goed, maar als je me het vraagt, zeg ik: ik ben voor een gekozen burgemeester.’
Wat is de grootste uitdaging van Utrecht, vindt u?
‘Utrecht ontwikkelt zich enorm snel. Het is de snelst-groeiende stad van Nederland. Het heeft een enorme woningbouwopgave. Dat gaat hoe dan ook gebeuren. Er hoeven geen nieuwe plannen voor gemaakt te worden. We kiezen er ook voor om het binnenstedelijk te doen. Hoe houd je het dan toch nog gezellig? Hoe verstedelijk je op een verantwoorde manier? Dat vergt allerlei aanpassingen. Dat vind ik de grootste uitdaging. Daarbij zijn we heel welvarend. Het gaat heel goed. Maar kan iedereen dat volgen en meedoen? Geluk is alleen maar leuk als je het kunt delen. Ook dat is dus een uitdaging.’