De #Metoo beweging en de maatschappelijke opschudding
De #metoo-beweging
De metoo-beweging kent zijn oorsprong in de Verenigde Staten. Door middel van de hashtag #metoo op Twitter en andere sociale media, konden vrouwen en mannen aangeven dat zij te maken hebben gehad met seksuele intimidatie of aanranding. De hashtag steeg vooral in populariteit nadat Hollywoord-producent Harvey Weinstein werd beschuldigd door maar liefst 91(!) vrouwen. Onder meer werden ook Kevin Spacey en Charlie Sheen (beide acteurs), maar ook de Britse politicus Michael Fallon beschuldigd.
‘Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.’
Wettelijke regeling
In dit onderdeel zal ik de grondslag van de aanklachten behandelen. Daarbij wordt het juridisch kader met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag in Nederland, de Verenigde Staten en internationale verdragen onderzocht.
Nederland
In Nederland is seksuele intimidatie ondergebracht onder de feitelijke aanranding in artikel 246 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
“Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Daarnaast is de werkgever verplicht om seksuele intimidatie te bestrijden ex artikel 3 lid 2 Arbowet. Dit is bepaald omdat de werkgevers de zorgplicht hebben om werknemers een veilige werkomgeving aan te bieden. Preventieve maatregelen kunnen op deze manier ingesteld worden. Een slachtoffer van seksuele intimidatie kan, mits aan de vereisten van artikel 246 Sr is voldaan, zich hierop beroepen. Is de werkgever ook nog eens de verdachte, dan kan het slachtoffer zich ook nog beroepen op artikel 3 lid 2 Arbowet.
Wettelijke regeling
In de Verenigde Staten is de ‘Civil Rights Act 1964’ leidend op het gebied van seksueel overschrijdend gedrag. In titel zeven van deze wet is bepaald dat er op de werkvloer geen sprake mag zijn van seksuele intimidatie. Daarnaast zijn er sinds 1970 zogenaamde ‘Rape Shield Laws’. In de jaren zeventig ,wisten feministische bewegingen succesvol op te komen tegen verkrachting en seksuele intimidatie. In de Rape Shield Laws werden daarom? vooral de omstandigheden van het slachtoffer om naar voren te treden makkelijker gemaakt. Daarnaast werd het makkelijker om verdachten vast te zetten, bijvoorbeeld door bewijs toch aan te mogen brengen, terwijl het grondwettelijke rechten van de dader zou schenden.4 Deze ontwikkelingen leidden uiteindelijk tot het artikel waar de metoo-beweging zich op baseert: artikel 18 U.S. Code paragraaf 2241, te weten seksueel misbruik.
Internationale wetgeving
Op basis van artikel 3 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) in combinatie met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 3 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (HGEU) wordt de mogelijkheid in het internationale recht geopend voor de metoo-beweging om ook op het internationale terrein op te treden. Deze mogelijkheid ontstaat doordat het recht op menselijke integriteit samengenomen kan worden met het recht op veiligheid en de onschendbaarheid van de persoon. Tot dusverre is er op internationaal gebied nog geen gebruik gemaakt van deze weg, ik sluit echter niet uit dat dit in de toekomst wel gaat gebeuren.
Haalbaarheid van eventuele claims
Zojuist hebben we gezien dat in theorie de wet toereikend is voor claims betreffende seksueel misbruik, seksuele intimidatie en verkrachting. De praktijk wijst echter uit dat slachtoffers vaak terughoudend zijn met aangiftes. Daarbij hebben gedane aangiftes weinig succes. Hoe kan dit?
Uit onderzoek blijkt dat 90% van de slachtoffers van seksueel misbruik geen aangifte doet.5 Slachtoffers hebben vaak het idee dat zij zelf de schuldige zijn in de situatie. Dit heeft echter wel de consequentie, dat er (vrijwel) geen vervolging tegen een verdachte ingesteld kan worden.
Stel dat er wel aangifte wordt gedaan. Wat zijn dan de eisen waaraan voldaan moet worden? Allereerst is het van belang dat de verjaringstermijnen in acht worden genomen. Deze is twaalf jaar bij aanranding. Verkrachting verjaart sinds 1 april 2013 niet meer.6 Op misdrijven zoals verkrachting, waar twaalf jaar celstraf of meer staat, geldt namelijk geen verjaring meer. Desalniettemin ontstaat er bij lang wachten eveneens een probleem: de bewijsvoering. DNA zal bijvoorbeeld steeds moeilijker te vinden zijn, herinneringen kunnen vervagen en het zal meer en meer een ‘woord tegen het zijne/hare’ worden.
Dit blijven drempels, maar zeker geen onoverkomelijke. Ik verwijs in dit geval naar een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam.7 Op basis van gevonden kleding en DNA-resten werd verdachte in deze zaak veroordeeld.
‘Brandt Corstius het heikele punt van de metoo-beweging is: wanneer bekenden dan wel beroemdheden beschuldigd worden, duikt de media er direct bovenop en hebben lezers en kijkers hun oordeel snel klaar over wie er wel of niet schuldig is. ‘
Juridische nadelen aan #metoo
‘Trial by media is letterlijk wat hier gebeurt.’8 Jeroen Soeteman, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Strafrecht Advocaten sprak klare taal naar aanleiding van het nieuws van de vermeende verkrachting van Jelle Brandt Corstius. Hij wijst hier direct op het heikele punt van de metoo-beweging: wanneer bekenden dan wel beroemdheden beschuldigd worden, duikt de media er direct bovenop en hebben lezers en kijkers hun oordeel snel klaar over wie er wel of niet schuldig is. De verdachte krijgt op deze manier vrijwel geen kans zijn verhaal te doen. Het is te prijzen dat misbruikslachtoffer hun verhaal kwijt kunnen. Desalniettemin moet er naar mijn mening altijd ruimte blijven voor nuance en kritische vragen met betrekking tot perceptie van zowel slachtoffer als verdachte.
Oplossingen
De heksenjacht door de media is allesbehalve goed te keuren. Echter, dit zorgt wel voor maatschappelijke opschudding, die zorgt voor een herijking van normen en waarden. De metoo-beweging heeft dus twee kanten. Zijn er lessen te trekken uit de metoo-campagne? Ik beperk mij tot twee mogelijke oplossingen.
Een eerste mogelijke oplossing is duidelijkere wetgeving. Dit klinkt logisch en makkelijk, maar men moet beseffen dat rechters zich op weinig regels kunnen baseren. Seksuele intimidatie is bijvoorbeeld in dat opzicht een zeer breed, vrij begrip. Mirjam de Blécourt9 pleit daarom in de NRC10 om seksuele intimidatie op te nemen in de Corporate Governance Code. Deze code schrijft gedragsregels die gelden voor de ‘grote bedrijven’ in Nederland. Ik sluit mij hierbij aan. Niet alleen omdat het overgrote deel van de bedrijven zich aan deze code houdt, maar ook omdat goed voorbeeld goed doet volgen.
Een volgende mogelijke oplossing is om de verplichte vertrouwenspersoon binnen het bedrijfsleven terug te brengen. Een objectief iemand, die een omgeving in de gaten kan houden en kan inspringen waar nodig. Die ook juist weet te handelen wanneer er zo’n verhaal op tafel komt en daarbij niets te verliezen heeft.
Conclusie
De metoo-beweging heeft de nodige maatschappelijke opschudding teweeg gebracht. De intentie is goed, mooie waarden worden nagestreefd en doelen bereikt. Daarentegen moet er waakzaam gebleven worden met betrekking tot de ‘trial by media.’ Om de metoo-campagne nog meer kracht bij te kunnen zetten, is verandering in de wetgeving wenselijk. Onderstaand citaat maakt echter prachtig duidelijk waar het uiteindelijk allemaal om draait, buiten het juridisch kader om.
‘While there seem to be a few law suits in the making against celebrities and politicians, so far many #MeToo stories have been coming-out-with-righteousness narratives of rich, famous, young and beautiful women. The need for recognition of being wronged is essential to victims of violence and injustice, as it is essential for the societies to publicly distinguish what is and what is not acceptable within their value systems.’11
Voetnoten
- 1e aanklacht 5 oktober 2017: artikel New York Times.
- 26 februari 2018: Nos.
- Mr. Garnier, Jared O’Mara, Stephan Crabb, Michael Gove en 36 wetmakers van Theresa May.
- Federal Rule of Evidence 412.
- Seksueelmisbruik.be/ik-ben-slachtoffer.
- Artikel 242 Wetboek van Strafrecht.