Onrechtmatige publicaties

Zaak Terumo/AVROTROS

Een actueel voorbeeld van deze kwestie betreft de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2016 in de zaak Terumo/AVROTROS.1 In deze zaak ging  het om een tweetal uitzendingen van het AVROTROS-programma ‘Dossier EenVandaag’ waarin de ondeugdelijkheid van medische hulpmiddelen van de fabrikant Terumo aan de orde werd gesteld. Samengevat kwam in de desbetreffende uitzendingen aan bod dat de injectiespuiten van Terumo soms niet-uitgeharde lijm bevatten, hetgeen een risico voor de gezondheid van gebruikers zou kunnen vormen. Daarnaast werd gesuggereerd dat Terumo verzuimde om beschadigde verpakkingen van stents en katheters uit de handel te halen, waardoor de steriliteit niet was  gegarandeerd. AVROTROS baseerde deze verdenkingen op slechts één bron per aflevering en had  zelf geen nader onderzoek verricht of laten verrichten naar de door deze klokkenluiders gedeelde informatie. Uiteindelijk hebben de uitzendingen veel pennen in beweging gebracht en hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: IGZ) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu onderzoek verricht. Hieruit kwam echter naar voren – in tegenstelling tot wat in de uitzendingen werd beweerd – dat er geen sprake was van gevaar voor de volksgezondheid, nu de risico’s verwaarloosbaar waren. Terumo had  in de tussentijd veel schade geleden door de negatieve publiciteit, omdat afnemers de producten hebben teruggeleverd dan wel de leveringen hebben geannuleerd. Daarop had Terumo AVROTROS en de betrokken journalisten aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatige daad.

‘Het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op informatie is van groot belang voor een democratische samenleving, omdat die alleen goed functioneert wanneer burgers goed geïnformeerd zijn.’

Journalistieke codes

Het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op informatie is van groot belang voor een democratische samenleving, omdat die alleen goed functioneert wanneer burgers goed geïnformeerd zijn.2 Journalisten hebben dan ook het recht en de plicht om het volk te informeren over maatschappelijke aangelegenheden. De journalistiek is een vrije beroepsgroep en staat open voor eenieder, maar vereist wel een mate van zorgvuldigheid. Voor een journalist gelden bepaalde normen die volgen uit journalistieke codes. Deze codes worden gevormd door een stelsel van ethische gedragsregels en geven richtlijnen voor journalistiek handelen. Hieruit vloeit voort dat een journalist verantwoordelijk is om het nieuws waarheidsgetrouw, onafhankelijk, fair en met open vizier te brengen.3 De Raad voor de Journalistiek (hierna: de Raad) heeft een Leidraad opgesteld waarin beschreven wordt wanneer een journalist wel en niet zorgvuldig te werk is gegaan en heeft als uitgangspunt dat journalisten verantwoordelijkheid dienen te nemen voor hun publicaties.4 De Raad is een instantie die in dit kader klachten uit de praktijk beoordeelt en daarop de code toepast. Van belang is echter dat de code niet zonder meer samenvalt met de wetgeving omtrent de grenzen die aan persvrijheid worden gesteld. Wat naar journalistieke maatstaven wel of niet toelaatbaar is, is in het kader van de door de rechter te verrichten afweging van betrokken belangen en omstandigheden geen rechtens aan te leggen criterium. Wel is  dit een omstandigheid die weliswaar in de regel gewicht in de schaal zal leggen, maar niet doorslaggevend hoeft te zijn.5

Onrechtmatige publicatie

Naleving van de journalistieke ethische gedragsregels is geen garantie voor journalisten om niet juridische aansprakelijk gehouden te worden, en andersom resulteert een tekortkoming in de nakoming van deze regels niet per definitie in juridische aansprakelijkheid.6 Wanneer zijn publicaties onrechtmatig? Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van een noodzakelijke afweging van twee tegenover elkaar staande, in dit geval botsende, grondrechten.7 Enerzijds is dat het, hiervoor al genoemde, ex artikel 7 van de Grondwet grondwettelijk en ex artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) verdragsrechtelijk verankerde recht op vrije meningsuiting, waaronder de persvrijheid kan worden geschaard, zulks met inbegrip van de journalistieke informatiegaring. In dit verband komt bijzondere betekenis toe aan de positie van de journalistiek, gelet op de belangrijke taak die zij vervult voor de samenleving.8 Anderzijds betreft dat het door artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek in verbinding met artikel 8 EVRM beschermde recht op eerbiediging van de goede naam en de persoonlijke levenssfeer, ingevolge waarvan een aanspraak bestaat om van ongerechtvaardigde aantijgingen verschoond te blijven.9 Bij de afweging komt in beginsel geen voorrang toe aan het recht op vrijheid van meningsuiting, noch aan het recht op eerbiediging van de goede naam en de persoonlijke levenssfeer. Dit leidt ertoe dat de toetsing in één keer moet geschieden. Het oordeeldat een van beide rechten, gelet op alle terzake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, brengt mee dat daarmee de inbreuk op dat andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 8 lid 2 EVRM respectievelijk artikel 10 lid 2 EVRM.10 Uit de jurisprudentie en literatuur kunnen verscheidene  omstandigheden gedestilleerd worden die bij deze toetsing relevant zijn. Ten eerste is van belang de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben, alsook de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen. Daarnaast dient gelet te worden op de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal en de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot voornoemde omstandigheden. Tot slot moet worden gekeken naar de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publicatie via de pers, het in het algemeen belang nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden en het al dan niet toegepast zijn van een mogelijke beperking van het door de perspublicatie te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen.11

Als argument tegen afschaffing kan de verzorgingsgedachte van kinderen in het algemeen worden genoemd.

In de aangehaalde zaak Terumo/AVROTROS werd het handelen van AVROTROS volgens het oordeel van de rechtbank Amsterdam als onrechtmatig aangemerkt.12 Uit de uitspraak komt naar voren dat de beschuldigingen tegen Terumo onvoldoende gefundeerd waren. Het programma heeft de publiciteit opgezocht enkel op het gezag van twee anonieme klokkenluiders en heeft geen nader onderzoek gepleegd, terwijl zij daarvoor maanden de tijd had. Van media-instanties wordt verwacht dat zij ondersteunend bewijs en achtergrondgegevens verzamelen wanneer beschuldigingen zwaarder worden. Bovendien was Terumo slechts zeer beperkt in de gelegenheid gesteld om op de beschuldiging te reageren. Tot slot heeft in het oordeel van de rechtbank meegewogen dat AVROTROS contact heeft gehad met de IGZ, maar weigerde informatie te verstrekken waardoor de IGZ niet in staat werd gesteld om snel maatregelen te treffen. Hierdoor heeft AVROTROS niet alleen journalistieke belangen vooropgesteld, maar ook de kans op een nader uit te voeren onderzoek voorbij laten gaan. Op grond van deze feiten en omstandigheden, gezamenlijk en in onderling verband beschouwd, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het recht van Terumo op bescherming van haar reputatie en op bescherming tegen vrijwaring van ongefundeerde beschuldigingen in dit geval zwaarder weegt dan het recht van persvrijheid van AVROTROS. Dat betekent dat het handelen van AVROTROS als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Van belang is dat zowel AVROTROS alsook de betrokken journalisten (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schade, nu zij bij elke journalistieke misstap in het kader van deze uitzendingen betrokken zijn geweest. De rechtbank lijkt hierbij geen rekening gehouden te hebben met een zogenaamd chilling effect. Journalisten zouden door deze uitspraak kunnen vrezen om persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden wanneer zij vermogende bedrijven aan de kaak stellen. AVROTROS is inmiddels in hoger beroep gegaan en is van mening dat de uitspraak van de rechtbank de kern van de journalistieke taak raakt, nu journalisten in gesprek kunnen gaan met klokkenluiders en experts en af kunnen gaan op bronmateriaal.13

‘Bij publicaties hoort dan ook een steeds grotere verantwoordelijkheid.’

Conclusie

Van belang is dat de journalistiek een grote  invloed kan hebben op het handelen door de maatschappij. Het is daarom zeer belangrijk dat de informatie uit publicaties juist is of dat duidelijk wordt gemaakt wanneer dat niet het geval lijkt. Het voor het publiek misschien niet duidelijke onderscheid tussen feiten, beweringen en meningen is hierbij relevant. De groei van laagdrempelige mediums als het internet, waar informatie zich in no-time eenvoudig en wereldwijd kan verspreiden en toegankelijk is voor een groot publiek, leidt ertoe dat de gevolgen van verspreide informatie niet meer is te overzien en dat schade onbeheersbaar wordt. Bij publicaties hoort dan ook een steeds grotere verantwoordelijkheid. Wellicht dat de ethische gedragsregels voor de journalistieke handelswijze hierop duidelijker zouden moeten inspelen en beter aansluiten bij de juridische leerstukken hieromtrent.

SDUWijn & StaelKennedy Van der LaanPWC
Evers SoerjatinHVG Law LLP
Inloggenclose