Regulering van fake news op Europees niveau

Geloof jij alles wat je leest? In januari verschenen berichten van GeenStijl, The Post Online en De Gelderlander als fake news op de website van de Europese factchecker EU vs. Disinfo.1  Is deze factchecker een geschikte kandidaat als Ministry of Truth?2

‘Fake news is een nieuw fenomeen en nog geen eenduidig omschreven concept.’

Online platforms en andere internetservices bieden steeds nieuwe manieren om mensen met elkaar in contact te brengen en informatie te delen. Fake news is een nieuw fenomeen en nog geen eenduidig omschreven concept. Een gangbare betekenis van fake news is: informatie die met opzet feitelijk incorrect is.3 Fake news – ook wel desinformatie – is dus wel informatie. Het verspreiden van fake news via social media is problematisch voor het functioneren van de democratie. Het misleidt de lezer en heeft invloed op het begrip van de werkelijkheid. Fake news is daarom een van de actuele zorgen van de Europese Commissie.4 Veel fake news dat een bedreiging vormt voor de Europese democratie is afkomstig uit Rusland. Dit heeft het verzwakken van de band tussen de EU en de NATO als doel.5 De inmenging van Rusland in de Amerikaanse verkiezingen is hier een voorbeeld van.6

Waar komt al die paniek vandaan?

Fake news en wantrouwen in de media zijn serieus groeiende problemen. Dit blijkt uit een speciaal Eurobarometer report: 57% van de burgers van de EU-lidstaten gelooft er niet in dat hun nationale media onafhankelijk is van commerciële druk; slechts 53% van hen gelooft dat de nationale media betrouwbare informatie biedt; en 37% is er van overtuigd dat nationale audiovisuele instellingen – bijvoorbeeld het journaal – onafhankelijk en vrij zijn.7 Een toename in het aantal instanties dat feiten checkt – factcheckers – is hierop een logische reactie. Als overheden zich met de media gaan bemoeien, begeven zij zich echter op glad ijs. De vrijheid van expressie en informatie is namelijk een van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie, neergelegd in art. 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dient gewaarborgd te worden. Goede media is de brandstof voor het publiek debat. Europese burgers moeten kunnen uitgaan van een onafhankelijke pers en journalisten moeten in volledige vrijheid hun werk kunnen doen.8

 

EU onderneemt actie

In maart 2015 besloot de Europese Raad dat het tijd was voor strategische communicatie.9 Zo werd de ‘East Stratcom Taskforce’ geboren. Het plan dat door het communicatieteam is opgezet heeft drie doelen. Allereerst effectieve communicatie en het promoten van beleid van de Europese Unie richting Oost-Europese landen. Ten tweede het versterken van de media-omgeving, oftewel het ondersteunen van mediavrijheid en het versterken van de onafhankelijkheid van de media. Tot slot heeft het plan als doel om het voorspellen, adresseren en reageren op desinformatie die door externe actoren in de media gebracht wordt. Deze doelen bereiken ze door het ontwikkelen van communicatieproducten en campagnes, zoals het Disinformation Review en de EU vs. Disinfo campagne. De website waarop fake news meldingen gemaakt worden, euvsdisinfo.eu, wordt door hen beheerd. De leden van de Taskforce zijn gekozen door EU-instanties en lidstaten en zij krijgen hun loon uit EU-budget. De teamleden spreken verschillende talen – waaronder Russisch – en hebben verschillende professionele achtergronden op het gebied van communicatie. Het team heeft een netwerk van EU-instanties, lidstaten en NGO’s. Een bericht wordt door hen als desinformatie aangemerkt indien het incorrecte feiten bevat en als het voortkomt uit, of in lijn is met, pro-Kremlin desinformatie. De website bevat een  disclaimer. Ze benadrukken dat zij het medium waar het bericht vandaan komt niet op een ‘blacklist’ willen zetten. Als het team een bericht als desinformatie kwalificeert, dan heeft dit alleen betrekking op de inhoud van het bericht.10 Het team mengt zich niet in tegen-propaganda. Ze verklaren en promoten alleen het EU-beleid.

Vanuit een juridisch perspectief

Momenteel is er geen juridisch kader dat fake news direct aanpakt. Als fake news aanzet tot haat, discriminatie of geweld kan dat via de strafrechtelijke weg bestreden worden met het Boedapestverdrag van 2001.11 Veel fake news berichten vallen hier echter niet onder maar kunnen wel schadelijk zijn, wat de behoefte voor een instantie zoals de Taskforce verklaart. De vrijheid van expressie en informatie is een van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie, waardoor zij de competentie om hierover te handelen bezit. Bij het handelen van de EU is het belangrijk dat aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit wordt voldaan zoals neergelegd in art. 5 EU-Verdrag. De EU mag fake news ‘bestrijden’ als de lidstaten dit zelf niet voldoende kunnen doen of als het vanwege de schaal van het probleem beter op EU-niveau geregeld kan worden. Daarnaast mag de bestrijding niet verder gaan dan nodig is om het doel te bereiken.

Een aantal kanttekeningen

Risicomanagement – een fake melding van fake news

Een strategie is belangrijk, maar of de huidige strategie geschikt is betwijfel ik. Uiteindelijk bleken de meldingen door de Taskforce over GeenStijl, TPO en de Gelderlander feitelijk correct te zijn. De leden van de Taskforce hadden zelf slordig onderzoek gedaan naar de juistheid van de berichten. De Taskforce is nog jong en het is daarom logisch dat fouten gemaakt worden. Een fout kan in dit geval echter veel gevolgen hebben. Een medium verkrijgt zijn betrouwbaarheid uit reputatie en deze media lijden onomkeerbare reputatieschade door fouten van de Taskforce. De disclaimer op de website van EU vs. Disinfo benadrukt weliswaar dat de melding betrekking heeft op het bericht en niet het medium, maar deze disclaimer voorkomt geen reputatieschade. Het doel van de campagne is het vergroten van betrouwbare informatiebronnen voor Europese burgers. Het resultaat is echter het tegenovergestelde indien het gaat om een foutmelding over informatie die feitelijk wel correct is. Als EU vs. Disinfo een melding maakt heeft dit geen invloed op de feitelijke situatie, want feiten blijven feiten. Waar het wél invloed op heeft, is de betrouwbaarheid van de bron. Een betrouwbare bron wordt namelijk onbetrouwbaar bij een melding, ongeacht een juist of onjuist feit. Of een bericht feitelijk is, of fake news, is dan voor de Europese burger niet duidelijk meer. Dit probleem lost zich niet op als EU vs. Disinfo de melding rectificeert, want dan zijn zij zelf een onbetrouwbare bron. Een bericht was namelijk eerst nieuws, daarna fake news, en dan ineens wel weer nieuws?! Wat geloof je dan? Want als zelfs ‘de Europese factchecker’ niet meer betrouwbaar is, wie dan wel?

Subsidiariteit en proportionaliteit

Media is sterk onderhevig aan interpretatie. Interpretatie is afhankelijk van taal. In de Taskforce zitten gekwalificeerde mensen die verschillende talen spreken. De slordige fouten die gemaakt zijn door Nederlandse media zijn in taalkundige opzicht echter van dien aard dat het twijfelachtig is of een aanpak op Europees niveau wel passend is.

De rol van een overheid in de onafhankelijk van de media is beperkt, juíst vanwege de onafhankelijkheid. Dit hoeft echter niet uit te sluiten dat een lidstaat de aanpak van fake news wellicht beter aan kan pakken op nationaal niveau in vergelijking met deze aanpak op Europees niveau. Daartoe is in de strategie echter nog geen ruimte geboden. Daarnaast is een melding van fake nieuws een grote  ingreep omdat er geen klacht tegen ingediend kan worden. Als een medium eenmaal op de site van Eu vs. Disinfo verschijnt, ‘hangt die’. Van het internet wordt namelijk niets verwijderd. Stel, het medium zou wel een klacht kunnen indienen en deze wordt gehonoreerd, dan kom je weer in de vicieuze cirkel van betrouwbaarheid en reputatie. Het middel is erg ingrijpend, vooral bij het maken van een fout. Er is daarom behoefte aan een beter passende en minder ingrijpende oplossing.

Onafhankelijkheid en gebrek aan controle

Daarnaast moet niet vergeten worden dat de leden van de Taskforce gekozen én betaald worden door de Europese Unie. De disclaimer vertelt dat de publicaties van de Taskforce geen officiële EU-positie representeren. Een van de doelen van de Taskforce is echter wel duidelijke communicatie over en het promoten van het beleid van de Europese Unie. Alleen de Taskforce heeft de bevoegdheid om iets op hun website te publiceren en dus ook de bevoegdheid om te besluiten dat niet te doen. Er is geen instantie die hen hierin controleert waardoor de bevoegdheid erg geconcentreerd is. Bij een potentieel gebrek aan politieke onafhankelijkheid is dit problematisch. De instantie gaat in dat geval haar eigen doel voorbij, want dan wordt de onafhankelijkheid van de media niet meer gewaarborgd.

Fake news is een jong fenomeen en over haar patronen is nog weinig bekend. De onvoorspelbaarheid maakt het daarom des te belangrijker dat hierover publiekelijk gedebatteerd wordt. Deze nieuwe ontwikkeling gaat snel en regulering is zoals vanouds traag. Contact via het internet is anoniem, wat het steeds belangrijker maakt dat een medium betrouwbaar is. Reputatie wordt steeds belangrijker, dat geldt voor zowel ‘juiste’ als ‘onjuiste’ bronnen. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, maar eigenlijk hebben we nu behoefte aan een zelfrijdende auto.

SDUWijn & StaelKennedy Van der LaanPWC
HVG Law LLPEvers Soerjatin
Inloggenclose