Auteursrechten tegenover 'artificiële' innovatie
Auteursrechten tegenover ‘artificiële’ innovatie: Evenredige belangenafweging of compleet uit evenwicht?
Het zal je waarschijnlijk niet zijn ontgaan: sociale media stonden de afgelopen tijd bol van AI gegenereerde muziek. Het gaat dan vaak om het 'kopiëren’ van de stemmen van bekende artiesten, om ze vervolgens te ‘plakken’ op bestaande nummers die niet eerder door de desbetreffende artiest zijn gezongen. Dit proces wordt ook wel voice synthesis genoemd en is bezig aan een ontzagwekkende opkomst. De wereldberoemde DJ David Guetta omarmde dit
toen hij de ‘artificiële Eminem’ nam om een van zijn eigen nummers te laten zingen. AI kan echter ook op andere manieren een rol spelen binnen de muziek, bijvoorbeeld door inspiratie te halen uit teksten van verschillende artiesten, uit stemmen van verschillende artiesten of door beroemde instrumentalisten te kopiëren. Als het gaat over de omarming van AI lijkt David Guetta echter een uitzondering te zijn: over het algemeen ontvangt de muziekindustrie AI niet bepaald met openstaande armen. Journalist Kyle Chayka stelt dat ‘artiesten hun monopolie verliezen op het artiest zijn’. De belangen zijn dus groot nu hele carrières op het spel lijken te staan. Maar hoe steekt dit schouwspel tussen artificiële innovatie, de ‘menselijke’ muziekindustrie en het auteursrecht, waarbij de EU zegt te streven naar een balans, juridisch in elkaar? De Europese Unie lijkt in ieder geval een duidelijke weg ingeslagen te zijn met Verordening 2021/0106 (COD), oftewel de AI Act, waarvan op 21 januari 2024 de laatste conceptversie verscheen. We nemen je in dit artikel bij de hand, voeren je door de Brusselse lettertjes, om te achterhalen hoe de vork nu in de steel zit en wat de AI Act betekent voor mens en AI op auteursrechtelijk gebied.
Privacy tegenover innovatie: ideeën
Uit overweging 1a van de AI Act volgt dat de regulatie tracht individuen, bedrijven, de democratische rechtsstaat en de omgeving te beschermen, terwijl het tegelijkertijd als doel heeft om innovatie te stimuleren en werkgelegenheid te bevorderen. De Unie zou wensen ‘een leider in vertrouwenswaardige AI’ te zijn. Overweging 45a geeft te kennen dat het recht op privacy en de bescherming van persoonlijke data te allen tijde gehonoreerd moet worden gedurende het bestaan van een AI systeem. Het gaat dan vooral om de input, nu deze normaliter wordt gehaald uit reeds bestaande muziek en de output wel degelijk een nieuw werk kan zijn. Hoewel er dus een balans gevonden moet worden tussen de bescherming van rechten en innovatie, mag innovatie nooit ten koste gaan van het recht van privacy. Dat zijn de wensen van de EU, maar hoe zal dit in de praktijk uitpakken, kijkende naar de opgenomen bepalingen? Bij bestudering van de relevante artikelen komt een veel genuanceerder beeld naar boven drijven: privacy is geenszins ‘heilig.’
Weerbarstige praktijk
Het uitgangspunt wordt vermeld in overweging 60i: het auteursrecht brengt met zich mee dat de rechthebbende eerst toestemming moet geven. Derhalve, zo volgt uit artikel 52c lid 1 sub c, dienen AI bedrijven beleid in te voeren dat het auteursrecht respecteert. Overweging 60i maakt echter ook duidelijk dat dit slechts een uitgangspunt betreft. Er kan een auteursrechtelijke uitzondering van toepassing zijn en het initiatief kan bij de rechthebbende liggen:
Directive (EU) 2019/790 introduced exceptions and limitations allowing reproductions and extractions of works or other subject matter, for the purposes of text and data mining, under certain conditions. Under these rules, rightholders may choose to reserve their rights over their works or other subject matter to prevent text and data mining, unless this is done for the purposes of scientific research. Where the rights to opt out has been expressly reserved in an appropriate manner, providers of general-purpose AI models need to obtain an authorisation from rightholders if they want to carry out text and data mining over such works (overweging 60i AI Act).
In lijn met artikel 4 lid 1 jo. lid 3 uit EU richtlijn 2019/790 stelt het hier dat er een uitzondering van toepassing is wanneer toegankelijke werken gebruikt worden voor tekst- en dataverzameling en niet expliciet voorbehouden zijn door de rechthebbende. In dat geval zou, net als bij bijvoorbeeld orgaandonatie tegenwoordig, er pas bij een expliciet ‘nee’ geen gebruik mogen worden gemaakt van de muziek. De bewijslast verschuift dan naar de muzikant. Een dergelijk systeem zou volgens de muziekindustrie niet uitvoerbaar zijn, gezien de beperkingen van individuele artiesten en het enorme en sterk toenemende aantal AI bedrijven. Daarmee zou het auteursrecht zelf dus in het gedrang kunnen komen. Verder, en overeenkomstig artikel 3 lid 1 Richtlijn 2019/790, verliezen auteurs zelfs deze ‘opt-out’ mogelijkheid, indien sprake is van een uitzondering indien de tekst- en dataverzameling plaatsvindt wegens wetenschappelijke doeleinden. Dit lijkt wellicht een zeldzaam fenomeen, maar ook het miljardenbedrijf ChatGPT is ooit gestart als non-profit. Het gevaar ligt dus op de loer dat deze uitzondering resulteert in juridische gatenkaas, waarbij onder het mom van de wetenschap informatie wordt verzameld, alvorens deze te gebruiken voor meer algemene doeleinden.
Dan is er nog het onderwerp transparantie van data. Dit is belangrijk, want zonder transparantie kan er niet worden ingezien welke data gebruikt is door het AI model en zouden auteursrechten dus een stuk lastiger beschermd kunnen worden. Artikel 52c lid 1 sub d van de AI Act verplicht AI bedrijven om een samenvatting van de gebruikte data publiekelijk toegankelijk te maken. Ook hier vreest de muziekindustrie dat er problemen kunnen ontstaan en het auteursrecht niet nageleefd kan worden. Dit omdat het om een samenvatting lijkt te gaan en dus niet om een allesomvattende opsomming, waardoor mogelijkerwijs een lacune ontstaat voor AI bedrijven om doorheen te manoeuvreren zonder volledige duidelijkheid te verschaffen over de gebruikte data.
Gerechtvaardigde bezorgdheid?
Waar brengt dit ons? Zal David Guetta over tien of twintig jaar nog steeds zo blij omspringen met AI voor het creëren van muziek, of zal hij AI verachten omdat het zijn carrière de kop heeft gekost? Voorop stelt de EU dat auteursrechten gerespecteerd moeten worden. In grote lijnen trekt de EU echter de lijn door die reeds was ingezet met Richtlijn 2019/790 en uitzonderingen aanbrengt op de mogelijkheid tot het afdwingen van het auteursrecht. De muziekindustrie vreest dat deze uitzonderingen misbruikt kunnen worden. Ook de verplichting voor AI bedrijven om een samenvatting van het tekst- en dataverzamelingsproces publiekelijk toegankelijk te maken, laat volgens de muziekindustrie te wensen over omdat een samenvatting niet uitputtend is. De vraag die daarbij opkomt is of de balans niet te ver doorslaat naar innovatie en daarmee het creëren van mogelijkheden voor AI bedrijven, en of dit niet ten koste gaat van de muziekindustrie. Bezorgdheid is niet vreemd als iemand het gevoel heeft dat zijn of haar baan op het spel staat. De emoties kunnen dan hoog oplopen. Hoe de verordening in de praktijk gaat uitpakken, is echter nog niet geheel duidelijk. Daarom is het ook een zaak van afwachten, ook omdat de invoering vermoedelijk nog lang op zich laat wachten en ontwikkelingen op het gebied van AI razendsnel gaan.
Literatuurlijst:
Lee, Hitt, Terada, Lee, ISMIR 2022, p. 733-740.
K. Lee, G. Hitt, E. Terada & J. H. Lee, ‘Ethics of Singing Voice Synthesis: Perceptions of Users and Developers’, Proc. of the 23rd Int. Society for Music Information Retrieval Conf (Bengaluru 2022), p. 733-740.
Palace, Florida Law Review 2019/217
V. M. Palace, ‘What if Artificial Intelligence wrote this? Artificial intelligence and copyright law’, Florida Law Review (71) 2019/217, afl. 1, p. 217-242.
Pearlman, Richmond Law and Technology 2007, p. i-38
R. Pearlman, ‘Recognizing artificial intelligence (AI) as authors and investors under US intellectual property law’, Richmond Journal of Law and Technology (8) 2018, afl. 2, p. i-38.
Sturm e.a., Arts 2019/115
B. L. Sturm e.a., 'Artificial intelligence and music: open questions of copyright law and engineering praxis', Arts (8) 2019/115, afl. 3, p. 1-15.